In het Wetboek van Strafrecht staat in artikel 68 dat iemand voor hetzelfde feit niet tweemaal bestraft mag worden. Dubbele bestraffing is dus niet toegestaan. Dit riep bij agrariërs de vraag op of als zij al een korting hadden gekregen op hun GLB inkomen bij schending van de zogenaamde randvoorwaarden, zij daarnaast nog wel een bestuurlijke of strafrechtelijke boete opgelegd konden krijgen, als dat voor hetzelfde feitencomplex was, als waarvoor hen de korting opgelegd was.
Lagere rechters, waaronder de rechtbank Overijssel van 24 oktober 2016 en de rechtbank Oost-Brabant bij vonnissen van 19 december 2013 van 1 mei 2014 vonden van wel en ontzegden het Openbaar Ministerie het recht van vervolging in zaken waarin de desbetreffende agrariër al een forse korting wegens opzettelijke overtreding van allerlei voorschriften had gehad. De rechtbank Overijssel overwoog nog heel kunstig:
De argumenten die tot het oordeel zouden moeten leiden dat de korting op verleende GLB-subsidie geen (strafrechtelijke dan wel administratiefrechtelijke) sanctie opleveren, doen de economische politierechter echter sterk denken aan het schilderij van René Magritte, bekend onder de naam “Ceci n’est pas une pipe”. De economische politierechter komt tot het oordeel dat de maatregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken wel degelijk een overwegend punitief karakter draagt.
Het gerechtshof Den Bosch was op 10 februari 2016 al tot de beslissing gekomen dat een strafrechtelijke boete toegestaan was als er een randvoorwaarden korting was opgelegd en vernietigde daarom de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 1 mei 2014. Ook het gerechtshof Den Haag volgde deze lijn in zijn arrest van 9 juni 2016.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (locatie Arnhem) vond in de uitspraak van 25 november 2015 met de eerder genoemde rechtbanken Overijssel en Oost-Brabant echter dat er in zo’n geval sprake was van dubbele bestraffing. De agrariër kwam er in die zaak bij dit hof slechts vanaf met de randvoorwaarden korting. Het openbaar ministerie stelde echter cassatie in bij de Hoge Raad.
Kort daarop oordeelde ook het gerechtshof Amsterdam van 19-10-2016 over deze kwestie. Ook dit hof was van oordeel dat een boete naast een reeds opgelegde randvoorwaarden korting mogelijk was.
Er waren dus een hof en twee rechtbanken die hadden geoordeeld dat er sprake was van een dubbele bestraffing en drie hoven die vonden dat daar geen sprake van was. Er ontstond dus een onduidelijke en tegenstrijdig situatie, waarbij agrariërs, afhankelijk van onder welk hof ze vielen, naast de randvoorwaarden korting een boete konden krijgen of niet.
Aan deze situatie is op 14 februari 2017 een einde gekomen, waarbij het pleit helaas in het nadeel van de agrariërs is beslist. De Hoge Raad heeft namelijk het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 november 2015 vernietigd en geoordeeld dat nu de randvoorwaarden korting geen bestraffend karakter heeft, er géén sprake is van een ongeoorloofde dubbele bestraffing als bedoeld in artikel 68 Sr.. De Hoge Raad overwoog:
4.3.3. In de onderhavige strafzaak dient derhalve de vraag te worden beantwoord of ook de procedure die heeft geleid tot de randvoorwaardenkorting op de aan de verdachte verstrekte GLB-inkomenssteun moet worden aangemerkt als een veroordeling van de verdachte voor een strafbaar feit in de zin van deze bepaling.
4.3.4. De Hoge Raad beantwoordt die vraag ontkennend. Daarbij neemt de Hoge Raad in het bijzonder in aanmerking dat uit de aan de orde zijnde regelgeving en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie – een en ander zoals hiervoor vermeld onder 3 – blijkt dat (i) de op grond van de verordeningen betreffende het GLB opgelegde sancties niet als van strafrechtelijke aard worden aangemerkt, (ii) dergelijke sancties slechts kunnen worden opgelegd aan marktdeelnemers die in alle vrijheid een beroep doen op de bij die verordeningen ingestelde steunregeling en die sancties slechts tot gevolg hebben dat de betrokkene de aanspraak of het vooruitzicht op ingevolge de steunregeling te ontvangen inkomenssteun verliest, en (iii) het opleggen van die sancties verband houdt met de niet-naleving van aan die regeling verbonden beheerseisen, alsmede dat het met de opgelegde sancties nagestreefde doel niet repressief is, maar in essentie strekt tot het bevorderen van de naleving van de aan de steunregeling verbonden voorwaarden en het verzekeren van een goed beheer van de middelen van de Unie.
Anders dan het Hof heeft geoordeeld, maakt het in dit verband geen wezenlijk verschil dat bij het opleggen aan de verdachte van de korting is betrokken dat hij opzettelijk heeft gehandeld of dat de korting is toegepast op een subsidie die betrekking heeft op het jaar van de geconstateerde onregelmatigheden.
De in de onderhavige zaak aan de verdachte opgelegde randvoorwaardenkorting op GLB-inkomenssteun kan derhalve niet worden aangemerkt als een veroordeling voor een strafbaar feit in de zin van art. 50 Handvest (vgl. het onder 3. weergegeven arrest HvJ EU 5 juni 2012, zaak C‑489/10, ECLI:EU:C:2012:319, met in rov. 36 ev. verwijzing naar de arresten van het EHRM inzake Engel e.a. vs Nederland, 8 juni 1976, A nr. 22, §§ 80‑82, en Zolotoukhine vs Rusland van 10 februari 2009, nr. 14939/03, §§ 52 en 53).
Eerder had het College van Beroep voor Bedrijfsleven in diverse uitspraken (waaronder die van 29 juni 2011) al geoordeeld dat de randvoorwaardenkorting geen bestraffend karakter had en derhalve niet in strijd was met (de gedachte achter) artikel 68 Sr.
Helaas loopt de agrariër bij het overtreden van randvoorwaarden, die tevens een bestrafbaar of bestuursrechtelijk beboetbaar feit kunnen inhouden, zowel een korting op het GLB inkomen te krijgen, als een bestuurlijke of strafrechtelijke bestraffing te ontvangen.
Het enige wat dan nog zou kunnen, is een matigingsverweer voeren, omdat de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.